Skip links

Voorjaarsnota 2023

Recent is de Voorjaarsnota 2023 gepubliceerd, met daarin diverse verwachte wetswijzigingen die voor de komende jaren worden voorgesteld (en dus nog niet definitief zijn). De volgende interessante voorstellen in de Voorjaarsnota 2023 hebben mogelijke materiële gevolgen voor belastingplichtigen (zowel rechtspersonen als natuurlijk personen).

Rechtspersonen

Aanpak van aandelentransacties in vastgoedentiteiten
Zoals verwacht na de internetconsultatie van enkele maanden geleden, zal worden voorgesteld een overdrachtsbelasting (“OVB”) van 10,4% in te voeren op de verwerving van aandelen in vastgoedentiteiten die nieuw ontwikkeld vastgoed of bouwgrond bezitten. Momenteel is het namelijk mogelijk om nieuw vastgoed over te dragen via een aandelentransactie, zodat noch BTW noch OVB verschuldigd is.

Afschaffing drempel generieke renteaftrekbeperking voor vastgoedentiteiten
Op basis van de generieke renteaftrekbeperking is het saldo van de rentelasten (d.w.z. betaalde rente minus ontvangen rente) slechts aftrekbaar tot het maximum van (1) 20% van de EBITDA en (2) 1 miljoen euro. Dit geeft ondernemingen een fiscale prikkel om met schulden gefinancierde investeringen over verschillende ondernemingen te verdelen en aldus de betaalde rente zodanig toe te rekenen dat het saldo van de rentelasten onder de drempel blijft. Het voorstel wil het risico voorkomen dat ondernemingen worden opgesplitst om vaker gebruik te maken van de drempel van 1 miljoen euro, door de drempel af te schaffen voor vastgoedentiteiten waarvan het vastgoed aan derden is verhuurd. Hierdoor is het saldo van de rentelasten slechts aftrekbaar tot 20% van de EBITDA. Deze maatregel zal deel uitmaken van het Belastingplan 2025 en het is de bedoeling dat de drempel per 1 januari 2025 wordt opgeheven.

Wijziging splitsingsfaciliteit voor OVB doeleinden
Het Ministerie van Financiën is van mening dat de splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting tot misbruik kan leiden als vastgoed wordt afgesplitst naar een groepsvennootschap die daarna zonder heffing van overdrachtsbelasting wordt verkocht. Hoewel de splitsingsfaciliteit al een antimisbruikbepaling bevat, is het de bedoeling de splitsingsfaciliteit verder aan te scherpen. Het is nog onduidelijk wat deze aanscherping precies inhoudt, maar het lijkt waarschijnlijk dat een claw-back periode van drie jaar wordt ingevoerd voor situaties waarin het vastgoed niet meer binnen de groep wordt gehouden. De OVB zal in dat geval alsnog met terugwerkende kracht verschuldigd zijn. Het valt nog te bezien of een dergelijke claw-back echt nodig is, aangezien deze ook gericht zal zijn op niet-misbruiksituaties. Het is dus nog maar de vraag of en hoe dit precies zal worden gewijzigd.

Natuurlijk personen

Standaard aanmerken van verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de BOR en DSR
Bij vererving of schenking van een onderneming is in beginsel belasting verschuldigd. Wordt de onderneming echter voortgezet door de ontvanger, dan kan een vrijstelling van erfbelasting, schenkbelasting en inkomstenbelasting van toepassing zijn. Deze faciliteit heet de bedrijfsopvolgingsregeling (“BOR”) in de Successiewet 1956 en de doorschuifregeling (“DSR”) in de Wet Inkomstenbelasting 2001. De faciliteiten zijn van toepassing als de onderneming een actieve, materiële onderneming drijft en zijn niet van toepassing voor zover sprake is van beleggingsvermogen.

Uit de Voorjaarsnota 2023 volgt dat de wetgever de BOR en de DSR op verschillende punten wil wijzigen. Een van de wijzigingen is dat aan derden verhuurd vastgoed voor de toepassing van de BOR en de DSR (zoals reeds besloten in de Miljoenennota 2023) bij fictie als beleggingsvermogen wordt aangemerkt. Deze maatregel voorkomt een onbedoelde verruiming van de werkingssfeer van de BOR en de DSR. Het is de bedoeling dat deze wijziging van de BOR en de DSR wordt opgenomen in het Belastingplan 2024 en in werking treedt per 1 januari 2024.

Aanpak overige knelpunten BOR
Naar aanleiding van de evaluatie van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (BOR en DSR) wil het kabinet de effectiviteit van de BOR en DSR verbeteren, de uitvoerbaarheid van de faciliteiten verbeteren en zoveel mogelijk knelpunten die ondernemers ervaren wegnemen. De Tweede Kamer wordt eind juni 2023 geïnformeerd over de uitkomsten van een vervolgonderzoek naar van de evaluatie, waarin naar verwachting de volgende maatregelen uitgebreider worden toegelicht

  • Vanaf 2025 wordt het vrijstellingspercentage van de BOR verlaagd naar 70% (nu: 83%) voor ondernemingsvermogen van meer dan € 1,5 miljoen (nu: € 1,2 miljoen);
  • Afschaffen van de 5% doelmatigheidsmarge voor beleggingsvermogen in de BOR en DSR: onder de doelmatigheidsmarge wordt beleggingsvermogen tot 5% van het ondernemingsvermogen als ondernemingsvermogen aangemerkt;
  • Keuze vermogen (zowel beleggings- als ondernemingsvermogen) komt slechts in aanmerking voor de BOR en DSR voor zover zij daadwerkelijk binnen de onderneming wordt gebruikt;
  • De toegang tot de BOR en DSR wordt beperkt tot reguliere aandelen die een aandelenbelang van ten minste 5% vertegenwoordigen;
    Knelpunten die voortvloeien uit de deelnemingsvereiste en de voortzettingsvereisten zullen in de BOR en DSR worden weggenomen, waaronder het afschaffen van de dienstbetrekkingseis in de DSR;
  • De invoer van antimisbruikbepalingen in de BOR (bijvoorbeeld langere bezits- en voortzettingstermijnen voor bepaalde specifieke gevallen en antimisbruikbepalingen).

Uitstel van het nieuwe box 3-regime van 2026 naar 2027
Het invoeren van het nieuwe box 3-regime op basis van werkelijk rendement wordt uitgesteld van 2026 naar (op zijn vroegst) 2027.

Heeft u vragen naar aanleiding van bovenstaande (of behoefte aan fiscaal advies in het algemeen), dan staan de specialisten van STP u graag bij met hun expertise.

This website uses cookies to improve your web experience.